|
|
|
|
|
|
Het hele Lijf doet mee
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Dit wordt een riskant verhaal. Over zingen bestaan namelijk
net zoveel theorieën als er zangpedagogen zijn. Wat de een
ziet als een absolute waarheid, is voor de ander het zuiverste
amateurisme. Zangles geven is nu eenmaal geen exacte
wetenschap - hoewel, ook dat kan alleen met de no-dige slagen
om de arm worden neergeschreven. Er bestaat veel literatuur,
vaak prachtig en met een mathematische precisie geïllustreerd,
die het tegendeel doet vermoeden.
Toch is het niet voor niets dat zangers het altijd hebben over
hun 'peda-goog', in tegenstelling tot bijvoorbeeld pianisten
die liever het prozaïsche docent of leraar gebruiken. Zingen
leer je niet, in zingen word je opgevoed. De band tussen
zanger en pedagoog lijkt op die tussen ouder en kind. Van-af de
haperende begintoontjes tot aan de eerste schreden op het
podium wordt een zanger door de pedagoog begeleid. En net als
bij ouders houdt het ook daarna nooit helemaal op. Zelfs de
beroemdste operasterren willen hun zangpedagoog voorafgaand
aan een optreden nog wel eens raad-plegen. Weggaan bij een
docent geldt in de zangerswereld al gauw als een vorm van
hoogverraad.
Een zanger heeft wat dat betreft ook iets gemeen met een
sporter. Schaat-sers en tennissers zijn even trouw aan hun
trainer als zangers. De vergelij-king gaat nog veel verder.
Want ook zingen is een vorm van topsport. Maar de paar
spiertjes in het strottenhoofd waarmee die sport wordt
bedreven zijn nauwelijks een centimeter lang. In jarenlange
oefeningen moeten ze worden getraind om zich precies zo te
plooien als de zanger het wil.
Het gaat bij zingen echter niet alleen om activiteiten in het
strottenhoofd. Het hele lijf zingt mee. Door de bilspier een
fractie aan te spannen krijgt een toon net een andere kleur.
Ademsteun en daarmee de positie van het middenrif, die
blaasbalg die de luchtstroom gaande houdt, is essentieel. En
de manier waarop de drie belangrijkste holtes (in neus, mond
en borst) in het lichaam resoneren, beïnvloedt de kracht van
de zogeheten boventonen die tegelijk met de grondtoon klinken
en het timbre van een stem bepalen.
Zangdocenten zullen het woord stembanden veelal vermijden, om
te voor-komen dat leerlingen de aandacht te veel richten op hun
keel. Want de kunst van het zingen is inbeelding. De pedagoog
vraagt een leerling bijvoorbeeld om te zingen alsof zijn
achterhoofd met een draadje aan het plafond hangt, of in te
ademen alsof je aan een roos ruikt. De klank kan het beste
achter-langs en dan via een punt op het voorhoofd gericht
worden. Het middenrif uitzetten lijkt op het uitrollen van een
mat. En om hoge tonen ontspannen te laten klinken kan het
helpen om te denken aan een emmer water die je over je hoofd
naar achteren leeggooit.
De Franse fysicus, en zelf ook zanger, Raoul Husson ging zelfs
zo ver dat hij stelde dat de stembanden in eerste instantie
door de hersenen in trilling worden gebracht. Door aan een
toon te denken gaat er een signaal met de betreffende
frequentie via de zenuw naar de stembanden. Niet de
lucht-stroom die door de stembanden wordt gestuurd, maar de
frequentie van de zenuwprikkel bepaalt volgens Husson de
toonhoogte.
Prof. H.K. Schutte van de Rijksuniversiteit Groningen stelt
daarentegen vast dat toonvorming een zuiver mechanisch en
aerodynamisch principe is. Door lucht door het strottenhoofd
te persen (daar heb je het al, een totaal ver-keerd woord, want
zodra de zanger perst, helpt hij de klank om zeep), worden de
stemplooien in trilling gebracht en ontstaan verdichtingen en
verdunningen van de luchtdruk die een toon opwekken.
De snelheid waarmee die luchtdrukverschillen elkaar opvolgen
bepaalt de toonhoogte. En die snelheid is afhankelijk van de
trilling van de stemplooien. De druk onder de stemplooien
bepaalt de luidheid, en geschoolde zangers kunnen die nog eens
versterken door goed gebruik te maken van de reso-nantieholtes.
De spanning van de stemplooien en in uitzonderlijke gevallen
ook het gedeelte ervan dat in trilling wordt gebracht, bepaalt
de frequentie of toonhoogte. Dit geheel wordt aangestuurd door
een conglomeraat van spiertjes.
Toch zullen maar weinig zangers de musculus vocalis en de
musculus crico-arytaenoideus posterior kennen. Laat staan dat
ze weten hoe die de klank precies beïnvloeden. Zelfs veel
zangpedagogen hebben weinig benul van de fysiologie van de
strot - al zullen ze dat niet graag toegeven. Waar-om zouden ze
het ook moeten weten, luidt vaak de verdediging. Een pianist
heeft tenslotte ook geen idee met welke spiertjes zijn vingers
over de toet-sen roetsjen.
Prof. Schutte heeft wel begrip voor die onwetendheid, al zou
volgens hem inzicht in de werking van het stemapparaat ook
zangpedagogen kunnen helpen bij het oplossen van
stemproblemen. De overleden Haagse KNO-arts en foniater J. van
Deinse, auteur van De stem in beeld, is strenger. Omdat een
zanger zijn instrument met zich meedraagt, ja, zelf zijn
instrument is, beschouwt hij theoretisch inzicht als heel
belangrijk. 'Een gedegen kennis van de fysiologie is voor de
zanger en voor de pedagoog van onmisbaar belang'', schrijft Deinse.
'Uitbreiding van de wetenschappelijke kennis om-trent
het zingen geeft ook directere methoden om het zingen te leren
be-oefenen. Hoe meer de pedagoog deze kennis machtig is, hoe
gemakkelijker hij of zij de techniek aan de leerling kan
overdragen.''
Waarschijnlijk heeft Deinse gelijk. Al zal zijn gelijk pas
blijken op het moment dat een zanger door een foute techniek
vastloopt. Een bariton kan zijn stem ruïneren door -
bijvoorbeeld in de veronderstelling een tenor te zijn - te
lang repertoire te zingen dat niet met zijn lichaamsbouw
overeenstemt.
Maar alle fysiologie ten spijt, uiteindelijk regeert voor de
zanger toch de mu-zikaliteit. En daar gaat techniek deels over
in smaak. Zoals de een graag een subwoofer aan zijn
audioapparatuur toevoegt omdat het geluid dan lekker donker
wordt, heeft de ander een voorkeur voor drieweg-speakers met
krachtige hoge frequenties. Onder zangpedagogen is dat niet
anders. Som-migen zweren bij natuurlijkheid en eenvoud, anderen
kiezen bewust voor een meer geacheveerd stemgeluid. De een
probeert ieder vibrato eruit te gooien (behalve smaak is dit
ook een kwestie van stijlopvatting) de ander houdt juist van
een vette klank.
Het beantwoorden aan zo'n klankideaal vergt jaren van
training. Al die spiertjes, resonantieholtes en de ademhaling
moeten volledig onder controle zijn. Wie zich realiseert wat
daarbij allemaal komt kijken, begrijpt dat het een wonder is
dat een zanger in staat is om in gedachten een voorstelling
van een toon te maken, zijn mond open te zetten en dan precies
de juiste klank te produceren.
Paul Luttikhuis - NRC |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikelen Zoeken
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikelen Aanmelden
|
|
|
Wij zijn altijd op zoek naar nieuwe artikelen. Heeft u zelf interessante
leuke en/of verrassende artikelen
over zingen - of heeft u daarvoor suggesties - en wilt u die
delen met uw mede zing.nl'ers, laat het ons dan
hier
weten. Alvast bedankt!
|
|
|
VoicEmail
|
|
|
Op de hoogte blijven van het laatste vocale nieuws? Neem
hier geheel vrijblijvend
een gratis abonnement op VoicEmail, de e-mail nieuwsbrief voor
Zingend Nederland.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Repertoire en Meer ...
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Multi Mix Music
biedt u een zeer uitgebreide collectie aan
eigentijds en klassiek repertoire. Maar u kunt ook bij ons
terecht voor Tipboeken, CD-consultancy en nog veel meer ...
Bezoek daarom nu onze geheel
vernieuwde site.
|
|
|
|
|
|